Nu de angst voor corona de wereld in de greep heeft, moet ik terugdenken aan mijn allereerste column. Die ging over de Kast van de Angst: boekenplanken vol leiderschapsboeken, waarmee we onze angst proberen te bezweren. Angst om te falen, om niet aan de verwachtingen te voldoen. Maar ook vanuit deze nieuwe, collectieve angst projecteren we op onze leiders.

“Wij zijn hier in Amerika weinig doortastend als het gaat om het aanpakken van de echte vraagstukken”, vertelde Peter Senge mij in een interview in 2015. “We hopen nog steeds op die ene sterke leider die alles oplost, terwijl we natuurlijk weten dat die er niet is”.

Wie herkent dat niet? Wij projecteren vaak vanuit angst almachtsfantasieën op onze leiders. En als die leiders daar zelf in gaan geloven en zich identificeren met al die projecties dan verliezen ze meestal het contact met de realiteit en verbreken ze de verbinding met andere mensen.

‘Heldhaftige’ leiders en narcistische egoïsten

De afgelopen weken zagen we voorbeelden van er gebeurt als ‘leiders’ het contact met de realiteit verliezen. President Bolsonaro van Brazilië probeerde aanvankelijk het coronaprobleem onschadelijk te maken door het te ontkennen: het was een communistische samenzwering. President Trump schoot in zijn vertrouwde reflex van de beschuldigende vinger: China had het virus onder de mensen gebracht en Europa had het in de Verenigde Staten geïntroduceerd door burgers onverantwoord lang naar believen te laten rondreizen. Maar voor half april zou het allemaal opgelost zijn.

Een andere manier om de verbinding te verbreken is alleen aan jezelf te denken. Dan verkoop je, net als die Republikeinse senator, met voorkennis aandelen terwijl je publiekelijk ontkent dat er een probleem aan komt. Of dan begin je aan het eind van een lang en intens debat over de aanpak van corona in de Tweede Kamer, midden in de nacht,  over de correcte spelling van je eigen naam.

Pas op voor de valkuil

Ook op kleinere schaal neemt de druk op leiders toe. Mensen wenden zich tot hen voor richting en steun. En terecht. Natuurlijk moeten leiders daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Maar ook in gewone organisaties wemelt het van de almachtsfantasieën en zie ik de neiging ontstaan om weer de verouderde rol van de grote leider op zich te nemen.

Directeuren opereren los van hun directe collega’s, stappen over het tweede echelon heen en grijpen rechtstreeks in op de organisatie. ‘Het bedrijf verwacht nu van mij dat ik dit doe’, is daarbij de aanname.

Mijn oproep is: trap niet in die valkuil. Hold the line. Sterker: geef in deze tijd nog meer aandacht aan de collega’s in het directieteam en aan de managers die jij leidt. Zij hebben dat hard nodig en goed voorbeeld doet goed volgen.  En, leden van raden van commissarissen en raden van toezicht: datzelfde geldt voor de directie. Bel die directeuren eens op met de vraag: ‘Zorg je voor jezelf in deze tijd?’. Steek hen een hart onder de riem in plaats van hen te passeren door direct te gaan handelen of oorverdovend stil te zijn.

De kunst van containment

Twee weken geleden overleed Adriaan Rengelink. Hij was het die mij het inzicht meegaf dat een leider de kunst van containment moet beheersen. Dat betekent dat hij of zij kan omgaan met angst, met haat, met meningsverschillen en polarisatie, met diskwalificerend of juist idealiserend gedrag. Hoe moeilijk ook: waak ervoor dat de angst, of misschien juist het verlangen om de held uit te hangen, geen contraproductieve reflexen in gang zet.

Leiderschap én persoonlijk leiderschap betekenen in deze tijd: richting geven, durven handelen en doorzetten, ook als veel onzeker is, en altijd oog houden voor álle mensen in je organisatie. Samen optrekken. Zorg voor elkaar en denk niet te snel: die collega’s (of: die managers) die redden zich wel, het is nu aan mij om de boel te redden. Samen is altijd beter dan alleen.

Alleen in verbinding met de realiteit en met elkaar komen we verder. Dat is al eeuwen zo, en zal nog eeuwen zo blijven.